Je was op zoek naar: ciske (Nederlands - Afrikaans)

ciske.
ciske!

dag ciske.
dag, ciske.

ciske bedankt.
ciske die rot.

wat doet ciske hier?
wat doen ciske hier?

ciske. was het niet?
ciske, was dit nie jou naam?

ciske. het is zover.
ciske, dis tyd.

ciske barst in huilen uit
cis, wat is verkeerd?

ciske ga jij vast naar de klas.
ciske, gaan jy in die klas.

ciske, jij gaat naast kees zitten.
ciske, jy gaan langs kees sit.

en ciske hoef je ook niet meer te zien.
en jy mag ciske nie weer sien nie!

ciske, je gaat een tijdje weg van huis.
ciske... jy gaan vir 'n rukkie weg van die huis.

enne. hoe moet het dan verder met ciske?
en ... wat sal dan van ciske word?

als ciske morgen niet op school is ga ik naar de politie.
as ciske môre nie op skool is, skakel ek die polisie.

als u echt zoveel van ciske houdt. laat u hem dan alstublieft los.
as jy regtig so veel van ciske hou, laat hom dan asb. los.

ciske gaat mee, en zo niet dan staat hier over een half uur de politie voor de deur.
ciske gaan saam. so nie, sal die polisie hier wees oor 'n halfuur.