Je was op zoek naar: weekend (Nederlands - Duits)

weekend
wochenende

fijn weekend
wünsche dir ein schönes wochenende

feine weekend
ein schönes wochenende wünsche ich ihnen

een prettige weekend
ein schönes wochenende

hoe was je weekend?
wie war dein wochenende?

groetjes en fijn weekend
liebe grüße und ein schönes wochenende

een fijne weekend alvast
ich wünsche dir ein schönes wochenende

ik heb dit weekend veel geleerd.
ich habe dieses wochenende viel gelernt.

ik wens jou een heel prettig weekend
i wish you a very nice weekend

in het weekend ging hij naar parijs.
für ihn gab es nur seine arbeit.

rijverbod voor vrachtwagens in het weekend;
das wochenendfahrverbot für den schwerlastverkehr;

ik wens jullie alvast een fijn weekend
ich wünsche ihnen ein schönes wochenende

46,5 82,0 weekend " klaarmaken broodjes
tabelle i.3b: haushalte mit nicht-berufstätigen frauen

als deze periodieke transactie in het weekend valt:
fällt das fälligkeitsdatum auf ein wochenende, dann:

op 31 december begint « het langste weekend »
seit monaten angekündigt,

het weekend via de zeeroute naar het ver­enigd koninkrijk.
30 000 bis 40 000 spanische schüler kommen jährlich nach irland, um feriensprachkurse zu absolvieren; französische und deutsche schüler stellen die nächstgroßen gruppen dar.

ik wens u alvast een fijn weekend en geniet ervan
ich wünsche ihnen ein schönes wochenende und genieße es

het weekend brengt het echtpaar gewoonlijk door in battice.
die wochenenden verbringt das paar in der regel in battice.

"dit weekend zijn ik en de twee kinderen niet thuis:
„dieses wochenende bin ich mit den beiden nicht zuhause:

maart 1998 n dit nummer historisch weekend begin mei ferviews
mÄrz 1998