Je was op zoek naar: trots (Nederlands - Frans)

trots
orgueil

"trots".
"fier".

heel of redelijk trots
très fier ou assez fier

wij zijn daar trots op.
nous en sommes fiers.

is hij daar trots op?
en est-il fier?

hij is trots op zijn zoon.
il est fier de son fils.

niet erg of helemaal niet trots
pas très fier ou pas du tout fier

daar kunnen we trots op zijn.
nous pouvons en être fiers.

ik was echt trots op mezelf!
pour une fois, je me sentais heureuse d’être moi!

jullie vervullen mij met trots.”
je suis fier de vous tous.»

buckingham beschouwde den jongeling trots.
buckingham regarda le jeune homme avec hauteur.

waarlijk, hij bemint den trots niet.
et assurément il n'aime pas les orgueilleux.

u kunt daar trots op zijn, mevrouw!
vous pouvez en être fière!

en alle landen hebben zo hun trots.
tous les pays ont une fierté .

erg trots nogal trots niet erg trots
très fier plutôt fier pas tellement fier

met trots presenteren wij onze nieuwe website.
nous sommes fiers de vous présenter notre nouveau site web.

"wilt gij trots alle gevaren verder gaan?"
«voulez-vous passer quand même?

bijgestreefde en valse naoorlogse gevoelens van trots.
coopération régionale.

alle europeanen kunnen trots zijn op deze resultaten."
tous les européens ont tout lieu d’être fiers de ces résultats.»

het is trots op eigen volk, trots op eigen cultuur.
le nationalisme tel que je le conçois moi-même est, comme vous le savez tous, une bonne chose, car il traduit la fierté qu'on a de son propre peuple, de sa propre culture...