Você procurou por: avez vous pu l (Francês - Holandês)

avez-vous
niet op het hoogte

avez-vous lu l'aide ?
heeft u de hulp gelezen?

avez-vous mal ?
heeft u pijn?

«avez-vous de l'argent?»
--„hebt gij geld?”

qu'avez-vous?
wat is er met jullie?

avez-vous du feu ?
hebt ge een aansteker?

qu'avez-vous donc?
wat is er dan met jullie?

-- qu'avez-vous fait?
--„wat hebt gij gedaan?”

prochainement avez-vous dit.
u heeft gezegd dat dit weldra zal gebeuren.

avez-vous des enfants ?
heeft u kinderen?

l' avez-vous annoncé?
hebt u dat aangekondigd?

quelle alimentation avez-vous ?
welke dieet heeft u?

l'avez-vous vu sortir ?
hebt ge hem zien buitengaan?

avez-vous récemment été malade?
- bent u onlangs ziek geweest?

avez-vous voyagé, monsieur ford ?
wij hebben onze kans voorbij laten gaan.

avez-vous d'autres projets ?
hiervoor werden de eerste 500.000 ecu vrijgegeven.

"avez-vous un stylo?" "oui."
"heeft u een pen?" "ja."

-- avez-vous besoin d'argent?
--„hebt gij geld noodig?”

avez-vous des problèmes d'élocution ?
heeft u problemen met spraak?

« qu'avez-vous ? demanda mr. fogg.
"wat is er?" vroeg fogg.