You searched for: het feit (Holländska - Italienska)

het feit
ma ai fini di una

het feit is...
il segreto è...

zeg het. - feit...
fatto.

'na het feit'.
- dopo che è successo.

het feit alleen...
il solo fatto...

nou, het feit is.
beh, senti qua.

- gewoon het feit.
sono solo i fatti.

datum van het feit
data dall'evento

dan is dat het feit.
percio' quello e' il fatto.

nou komt het feit. ik...
ecco il punto, io...

'medeplichtig na het feit.'
favoreggiamento.

gezien het feit dat zij
fascicolo ¡/febbraio

bewezen door het feit dat...
evidenziato dal fatto che

het feit dat hij homo is?
perche' e' gay?

maar, papa. het feit blijft.
ma, papa', i fatti son quelli.

dubbele strafbaarheid van het feit
doppia incriminazione per il reato

en het feit dat alle goede...
e il fatto che tutto e' buono...

het feit dat je ingemaakt werd ?
mentre ti faceva a fettine?

het feit, dat je iets opmerkt?
il fatto che tu abbia notato qualcosa.

- het feit dat hij onschuldig was?
e con questo?