You searched for: knochenmineraldichte (Tyska - Holländska)

-knochenmineraldichte
- botmineraaldichtheid

knochenmineraldichte (bmd)
botmineraaldichtheid (bmd)

auswirkungen auf die knochenmineraldichte
effect op de botmineraaldichtheid

effekt auf die knochenmineraldichte (bmd)
effect op botmineraaldichtheid (bmd)

ii) knochenmineraldichte (bone mineral density = bmd).
ii) botmineraaldichtheid (bmd):

die knochenmineraldichte an der lendenwirbelsäule war bereits nach 3 monaten signifikant angestiegen.
de bmd van de lumbale wervelkolom was na 3 maanden significant toegenomen.

die auswirkungen von alkohol, kaffee und rauchen auf die knochenmineraldichte und das frakturrisiko
3.4 het effect van alcohol, koffie en roken op de minerale densiteit van het bot en het risico op breuken

tabelle 8: beurteilung der knochenmineraldichte bei studienbeginn, in woche 72 und in woche 192
tabel 8: beoordeling botmineraaldichtheid in de uitgangssituatie, week 72 en week 192

nebennierensuppression, wachstumsverzögerungen bei kindern und jugendlichen, verringerung der knochenmineraldichte, katarakt und glaukom.
cushing-achtige verschijnselen, bijniersuppressie, groeivertraging bij kinderen en jongeren tot 18 jaar, afname in botmineraaldichtheid, cataract en glaucoom.

es hat sich gezeigt, dass patienten mit nebenniereninsuffizienz unter langfristiger glucocorticoidersatztherapie eine verminderte knochenmineraldichte haben.
er is gevonden dat patiënten met bijnierschorsinsufficiëntie die voor lange tijd een vervangingstherapie met glucocorticoïden kregen, een verminderde botmineraaldichtheid hadden.

die therapiewirkungen auf hämoglobin, thrombozytenzahl, organvolumina, knochenmineraldichte und körpergröße blieben bis zum ende der studie unverändert.
deze behandelingseffecten op de hemoglobineconcentratie, het aantal bloedplaatjes, de orgaanvolumes, de botmineraaldichtheid en de lengte bleven tot het einde van de studie behouden.

bei patienten mit aghd mit beginn im erwachsenenalter wurden keine wesentlichen Änderungen in der knochenmineraldichte (bmd) beobachtet.
er werden geen significante wijzigingen in botmineraaldichtheid (bmd) waargenomen bij patiënten met aghd ontstaan op volwassen leeftijd, maar in de studie bij aghd

alle patienten erhielten als basismedikation täglich 1000 mg calcium und mindestens 400 ie vitamin d. die knochenmineraldichte an der lendenwirbelsäule war bereits nach 3 monaten signifikant angestiegen.
alle patiënten kregen per dag 1000 mg calcium en ten minste 400 ie vitamine d aangeboden.

knochenmineraldichte-messungen haben bei patienten mit normaler oder leicht beeinträchtigter nierenfunktion keinen hinweis auf einen knochenverlust über einen behandlungszeitraum von zwei jahren ergeben.
botmineraaldichtheidsmetingen bij patiënten met een normale of matig verstoorde nierfunctie gaven geen aanwijzing van botafname gedurende een behandelperiode van twee jaar.

das absinken der knochenmineraldichte in der wirbelsäule und die veränderungen der knochen-biomarker gegenüber dem ausgangswert waren nach 144 wochen in der mit tenofovirdisoproxilfumarat behandelten patientengruppe signifikant größer.
afname van botmineraaldichtheid van de wervelkolom en veranderingen in biomarkers voor de botten vanaf de uitgangswaarde waren in week 144 significant groter in de groep die met tenofovirdisoproxilfumaraat werd behandeld.

die wirkungen von fablyn auf knochen manifestieren sich als verringerung der knochenumsatzmarkerspiegel im serum und urin, steigerung der knochenmineraldichte (bmd) und senkung der frakturinzidenz.
de effecten van fablyn op bot manifesteren zich als afname in de serum- en urinespiegels van botturnovermarkers, toename in botmineraaldichtheid (bmd) en daling van de incidentie van fracturen.

eine anzahl von risikofaktoren sind mit der postmenopausalen osteoporose verbunden – einschließlich niedriger knochenmasse, niedriger knochenmineraldichte, früher menopause, rauchen in der vorgeschichte und familiärer disposition für osteoporose.
er zijn een aantal risicofactoren verbonden met postmenopauzale osteoporose waaronder lage botmassa, lage bot mineraal dichtheid, vroege menopauze, rokersverleden en het voorkomen van osteoporose in de familie.

der hauptindikator für die wirksamkeit war die veränderung der „ knochenmineraldichte“ (der knochenmenge) in der wirbelsäule innerhalb eines jahres nach beginn der studie.
het belangrijkste criterium voor werkzaamheid was de verandering in ‘ minerale botdichtheid’ (de hoeveelheid bot) in de wervelkolom tussen het begin van het onderzoek en een jaar later.

der gradient für zunehmendes frakturrisiko mit abnehmender knochenmineraldichte ist kontinuierlich, und es gibt demzufolge keinen einzigen cutoff-punkt, unterhalb dessen eine fraktur eintreten wird, und oberhalb dessen es nicht zur fraktur kommen wird.
de stijgingscoëfficiënt van het risico op breuken die gepaard gaat met een dalende minerale densiteit van het bot verloopt continu, en bijgevolg bestaat er niet zoiets als een scheidingspunt waaronder breuken zullen voorkomen en waarboven dat niet het geval zal zijn.

nach 18 monaten war die knochenmineraldichte (bmd) der lendenwirbelsäule unter forsteo signifikant angestiegen (7,2%) verglichen mit alendronat (3,4%) (p < 0,001).
negenenzestig procent van de patiënten volbrachten de 18 maanden-durende primaire fase.