Şunu aradınız:: vernedering (Hollandaca - Çekçe)

dat is de geweldige vernedering.
a to je potupa nesmírná!

hun blikken angstig teneergeslagen, overladen met vernedering.
se zrakem sklopeným, hanou pokryti.

terwijl zij met hun deemoedige blikken met vernedering overdekt worden.
se zrakem sklopeným, hanou pokryti.

dat is voor hen een vernedering op de wereld en voor hen is er in het hiernamaals een geweldige bestraffing.
a těm dostane se hanby na tomto světě, zatímco na onom světě je očekává trest nesmírný

plaats geen anderen god naast den waren god; want gij zoudt met schande en vernedering worden bedekt.
a nepřidávej k bohu božstva jiného, abys nezůstal zahanben a opuštěn.

en jij ziet dat zij, deemoedig door de vernedering, eraan worden blootgesteld, terwijl zij steels uit de ooghoeken kijken.
a spatříš je, když předvedeni budou před trest, ponížené hanbou, vrhati naň pokradmé pohledy.

maar voor hen die de slechte daden begaan is de vergelding voor een slechte daad iets overeenkomstigs; zij zullen met vernedering overdekt worden.
těm pak, kdož konali zlo, odměnou bude stejný podíl zla a potupou pokryti budou.

en degenen die slechte daden verrichten: de vergelding van de slechte daad is met het daaraan gelijke, en vernedering, bedekt hen.
těm pak, kdož konali zlo, odměnou bude stejný podíl zla a potupou pokryti budou.

degenen die kennis gegeven is, zullen zeggen: "voorwaar, op deze dag is er vernedering en kwaad voor de ongelovigen.
a řeknou ti, jimž dostalo se vědění: "ať věru hanba a vše zlé dnes na nevěřící padne,

voorwaar, degenen die het kalf (tot hun god) hebben genomen: de toorn van hun heer zal hen treffen, alsmede vernedering in het wereldse leven.
ti, kdož si tele modlou učinili, budou postiženi hněvem pána svého i ponížením v životě pozemském!

- een verbod op blootstelling aan onmenselijke levens- en arbeidsomstandigheden, fysiek en seksueel misbruik en vernederende behandelingen, incl. slavernij (art. 10-11, 25, 54);
- předcházet nelidským životním a pracovním podmínkám, fyzickému a sexuálnímu zneužívání a ponižujícímu zacházení včetně otrocké práce (články 10, 11, 25, 54);