Results for julle translation from Afrikaans to Dutch

wat maak julle
goede dag

weg is julle!
ophouden. wegwezen.

sien julle later
tot straks.

hoe heg was julle.
hoe hecht waren jullie.

haai wat doen julle?
auto toetert hee.

gaan slaap, julle!
naar bed jullie.

-waarna soek julle?
wat zoekt u dan wel?

julle lyk soos broers.
- jullie lijken wel broertjes.

sit julle nou gemaklik?
kinderen lachen zitten jullie makkelijk?

los my, julle basters!
hou op rotzakken. hou op, rotzakken.

van julle ouens bly hier
- hier wonen nog mannen van het ministerie.

ek wil dat julle weggaan.
ik wil dat jullie weggaan.

c/ons verlang na julle
c/wij verlangen naar jou

ja, julle speel met vuur!
en jullie spelen met...

sien julle weer, en baie dankie
tot later.

maar as julle jy bedreig voel?
maar als jullie je bedreigd voelen?

albei van julle, ga dat kontroleer.
jullie beide, ga dat controleren.

so, watter onderduimsheid beplan julle?
wat doen jullie hier zo samenzweerderig?

- julle wil speel, en julle speel met...
jullie doen 'n spelletje met me, hè. en jullie spelen met... vuur.

julle is nie alleen nie. julle is nie alleen nie. julle is nie alleen nie.
jullie zijn niet alleen.