Results for maandag translation from Dutch to Polish

maandag
poniedziałek

maandag 1
poniedziaŁek 1

& maandag j.l
ostatni poniedziałek

31 december -maandag -
31 grudnia -poniedziałek -

maandag dinsdag woensdag n
poniedziałek op

succes morgen en tot maandag
praca jutro

1 januari -maandag, nieuwjaar -
1 stycznia -poniedziałek, nowy rok -

van maandag tot en met vrijdag:
od poniedziałku do piątku

maandag dinsdag woensdag donderdag el
poniedziałek op

maandag@option name of the weekday
poniedziałek@ option name of the weekday

maandag 11 of dinsdag 12 augustus 2014
poniedziałek 11 lub wtorek 12 sierpnia 2014 r.

van maandag 14 tot maandag 21 april 2014
od poniedziałku 14 do piątku 21 kwietnia 2014 r.

1 januari _bar_ maandag, nieuwjaar _bar_
1 stycznia _bar_ poniedziałek, nowy rok _bar_

21 juli -maandag, nationale feestdag van belgië -
21 lipca -poniedziałek, święto narodowe belgii -

maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag
poniedziałek wtorek Środa czwartek piątek sobota niedziela

- elke maandag en donderdag ten laatste om 12.00 uur
- w poniedziałek i czwartek każdego tygodnia najpóźniej do godz. 12:00:

- elke maandag en donderdag ten laatste om 12.00 uur:
- w poniedziałek i czwartek każdego tygodnia, najpóźniej do godz. 12 w południe:

de lange gelokaliseerde dagnaam ('maandag'.. 'zondag').
pełna zlokalizowana nazwa dnia (np.: 'poniedziałek'.. 'niedziela').

kalenderverpakking: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag
poniedziałek wtorek Środa czwartek piątek sobota niedziela

21 juli _bar_ maandag, nationale feestdag van belgië _bar_
21 lipca _bar_ poniedziałek, święto narodowe belgii _bar_