Results for a son translation from English to Dutch

a son, that i had.
een zoon, dat had ik.

a son, paul, is born.
zoon paul wordt geboren.

a son of the circus
een zoon van het circus

lord, grant me a son
dus schenk mij van uw zijde een nakomeling.

tarzan finds a son!
tarzan finds a son!

'god has begotten a son.'
"allah heeft kinderen verwekt."

he left a wife and a son.
het is een bundeling van columns.

he also had a son, arishthanemi.
ook hij had een zoon, arishthanemi.

private: married and a son.
privé: getrouwd en een zoon.

a son can also be a father.
een zoon kan ook een vader zijn.

she bore heracles a son, polylaus.
samen met herakles had zij een zoon, polylaus.

a son, iosif, was born in 1945.
in 1945 kregen de twee samen een zoon: joseph.

he has a son whose name is john.
hij heeft een zoon die john heet.

i have a son. his name is archie.
ik heb een zoon. hij heet archie.

they say: "god has begotten a son."
en zij zeggen: "de erbarmer heeft zich een kind genomen."

an angel came and promised her a son.
een engel kwam en beloofde haar een zoon.

... a son of the woman of the english...
voorwaarde was wel dat hij de koning van engeland als leenheer moest erkennen.

and they said, “god has taken a son.”
zij zeggen: "god heeft zich een kind genomen."

aredhel gives birth to a son, maeglin.
aredhel en eol kregen een zoon, maeglin.

==life==rozentāls was a son of a blacksmith.
de vijfsecondenregel is de veronderstelling dat gevallen voedsel nog niet besmet zou zijn met bacteriën als het minder dan vijf seconden op de grond heeft gelegen.