Results for ellos translation from Spanish to Dutch

ellos
zij

en ellos:
zij zullen:

a por ellos
trek ten strijde

ría con ellos.
lach met hen.

ellos dicen:
zij zeggen:

¡ellos esperan!
waarlijk, zij verwachten eenig voordeel op u te behalen.

de ellos: _bar_
waarvan: _bar_

ellos son cristianos.
zij zijn christenen.

¡cuidado con ellos!
kijk daarom voor hen uit.

dos de ellos contestaron.
twee verenigingen vulden de vragenlijst in.

uno de ellos tuiteó:
een van hen twitterde:

mezclas de ellos (4)
mengsels daarvan (4)

se cerrará sobre ellos
het zal hen omsluiten,

ellos acaban de llegar.
ze zijn zojuist aangekomen.

ellos argumentan lo siguiente:
ze redeneren:

¡serán ellos los vencedores?
zijn zij dan de overwinnaars?

-no, señora, sólo ellos dos.
"neen, mevrouw, zij met hen beiden; anders niet."

¡observa, pues! ellos observan....
daarom, o mahomet! wacht den uitslag af; want ook zij wachten slechts, u door een of ander onheil te zien overvallen.

ellos hundieron diez naves enemigas.
ze brachten tien vijandelijke schepen tot zinken.

ellos quieren ser escuchados #egypt
ze willen dat hun stem wordt gehoord #egypt