Usted buscó: hic bibitur (Latín - Neerlandés)

hic
dit is hier

hic jacent
hier jacent

laboro hic.
ik werk hier.

hoc/hic (m)
deze

finit hic deo
hier eindigt god

hic sunt dracones.
hier zijn draken.

hic incipit vita nova
this begins a new life

bonum est hic habitare
dit is goed

hic vir equum habet.
deze man heeft een paard.

hic est domus dei silentium
esta es la casa del silencio de dios

hic mors gaudet succurrere vitae
the other, death rejoices in life to assist the

est hic spe celer, illa timore
here is speedy hope, that fear

hic habitamus. felices nos dii faciant
hier wonen wij. mogen de goden ons gelukkig maken

hic est panis qui de caelo descendit
this is the bread that comes down

hic locus est ubi mors gaudet succurrere vitae
is blij om haar dood te helpen, van het leven, dit is de plek waar de

puella, de qua tibi locutus sum, hic habitat.
het meisje over wie ik je verteld heb woont hier.

tum: "eheu , amici cari ," inquit, "hic tuti non iam estes.
: "ach, mijn beste vrienden," zei hij, "in dit geval niet veilig nu, estes.

haec ubi dicta dedit, citharam tangere coepit et patula dulce concinit ore melos. ianitor ut dulcem concentum percipit aure, prosilit ut videat quis sit hic et quid agat.
wanneer hij dat gezegd heeft, begint hij zijn lier te bespelen en met zijn brede muil een lieflijk liedje te zingen. wanneer de deurwachter het lieflijke gezang met zijn oor opvangt, springt hij op om te zien wie hij is en wat hij doet.