Vous avez cherché: roofer (Anglais - Néerlandais)

roofer
dakwerker

roofer (“dachdecker”),
dakdekker („dachdecker”);

tinsmith/roofer (“couvreur-ferblantier”),
dakdekker/blikslager („couvreur-ferblantier”);

since damage was extensive, ima decided to arrange for temporary accommodation in a hotel near our home. at the same time, our assistance company arranged for a roofer to carry out the repairs.
gezien de omvang van de schade heeft ima besloten ons over te brengen naar een hotel in de nabijheid van onze woning. tegelijkertijd heeft onze hulpverlener beroep gedaan op een dakdekker om de reparatie uit te voeren.

he gets on the telephone -- just like foxo gets on the dna -- and he calls up the roofer, the window person, the painter, the floor person.
hij grijpt naar de telefoon - net zoals foxo beroep doet op het dna - en hij roept de dakdekker, het glazenmaker, de schilder, de vloerder.

i see roofers working on a new roof.
ik zie een paar dakdekkers aan het werk.