Vous avez cherché: waarheid (Néerlandais - Espéranto)

de waarheid?
Ĉu la veron?

zeg de waarheid.
diru la veron!

hij kent de waarheid.
li konas la veron.

- hij zegt de waarheid.
tio veras.

ik ontdekte de waarheid.
mi malkovris la veron.

lieg niet. zeg de waarheid.
ne mensogu. diru la veron.

ge moet de waarheid zeggen.
vi diru la veron.

alleen de waarheid is schoon.
nur la vero belas.

schoonheid is waar, waarheid is mooi.
beleco veras, vereco belas.

een dronken man spreekt de waarheid.
ebruilo diras la veron.

de waarheid is, dat ik van je hou.
az igazság az, hogy szeretlek.

aarzel nooit de waarheid te zeggen.
neniam hezitu diri la veron.

hoe weet ik dat je de waarheid spreekt?
de kie mi sciu, ke vi diras la veron?

eens zult ge de waarheid te weten komen.
iutage vi ekscios la veron.

om de waarheid te zeggen, hij is geen mens.
verdire, li ne estas homo.

de waarheid is dat hij er niets van af weet.
la vero estas, ke li nenion scias prie.

als ik de waarheid wist, zou ik ze u zeggen.
se mi scius la veron, mi dirus ĝin al vi.

elke mening is een mengeling van waarheid en vergissing.
Ĉiu opinio estas miksaĵo el vero kaj eraro.

om de waarheid te zeggen, hij trekt mij niet aan.
verdire mi ne ŝatas lin.

het zal niet lang duren voordat we de waarheid weten.
ne longe daŭros, antaŭ ol ni scios la veron.