Je was op zoek naar: je suis, tu es, il est (Frans - Nederlands)

je suis, tu es, il est
il est

je suis, tu es, il est elle est on est
ik ben jij bent hij is

je sais que tu es riche.
ik weet dat ge rijk zijt.

tu es fou !
ben je gek!

tu es française
you are french

tu es mon type.
jij bent mijn type.

tu es mariée?
nee talaq jij

je t'aime juste comme tu es.
ik hou van je, zoals je bent.

tu es trop mignon
wij zijn zo schattug

tu es un idiot.
jij bent een idioot.

car tu es omnipotent».
u bent almachtig."

tu es inutile maintenant.
we hebben nu niets meer aan je.

tu es mon dessert ce soir
est ce compréhensible?

mon chien, tu es très fidèle.
mijn hond, gij zijt heel trouw.

tu es en manque de sexe?
je mist

je suis convaincu que tu n'es pas un "salaud de riche", n'est-ce pas, bob ?
maar geef hen vooral al je geld, jij bent vast geen "rijke smeerlap", toch, bob?

ramírez heredia (pse). - (es) il est évident.
hij verzocht de raad na te gaan welke consequenties elke lidstaat dient te trekken ten aanzien van onderdanen uit de overige lidstaten.

je suis ravi que tu sois là, comme le président fabius, mais tu es souvent là, le président fabius jamais, et donc notre joie est grande.
tweede punt, en dat sluit er zeer goed bij aan, is het europese burgerschap.

tu es l'homme que je cherchais.
jij bent de man waarnaar ik op zoek ben geweest.

-- tu es un niais, dit athos, silence!
--„gij zijt een ezel,” zeide athos, „stil!”