You searched for: faucilles (Franska - Holländska)

faucilles
sikkels

sarcelle à faucilles
bronskopeend

la prophétie d'isaïe — les épées changées en faucilles — peut se concrétiser chaque jour.
de profetie van jesaja, zwaarden omsmeden tot ploegen, kan iedere dag bewaarheid worden.

— bech«, houes, binettes, fourches, crocs, râteaux, racloirs; faux et faucilles
— spaden, gaffels, neken, vorken, mrsthaken, harken, schoffels, zeisen en sikkels

bêches, pelles, pioches, pics, houes, binettes, fourches, crocs, râteaux et racloirs; haches, serpes et outils similaires à taillants; faux et faucilles, couteaux à foin ou à paille, cisailles à haies, coins et autres outils agricoles, horticoles et forestiers, à main
spaden, schoppen, houwelen, hakken, gaffels, rieken, vorken, mesthaken, harken, schoffels, bijlen, houthiepen, kloofmessen en dergelijk gereedschap om te hakken of te kloven; zeisen, sikkels, stro- en hooimessen, heggescharen en dergelijke met twee handen te bedienen scharen, wiggen en ander handgereedschap, voor land, tuin- of bosbouw