You searched for: haar (Holländska - Latin)

haar
capillus

rode haar hond
ruber capillus

ik leef voor haar
io vivo per lui

niemand kent hem/haar
nemini eam

zij zal jou overschaduwen met haar scapulis
alis obumbrabit tibi

julia geeft een kus aan haar dochter.
iulia filiae suae osculum dat.

hij/zij vliegt met zijn/haar eigen vleugels
alis volat propriis

c / de sterke vrouw: wie zal haar vinden?
c/mulierem fortem quis inveniet

de natuur niet, behalve door te gehoorzamen haar, werd geslagen,
"natura non constristatur."

is blij om haar dood te helpen, van het leven, dit is de plek waar de
hic locus est ubi mors gaudet succurrere vitae

jeruzalem heeft gezondigd, omdat het onwankelbaar is geworden, allen die haar hebben verheerlijkt, hebben haar veracht, omdat ze haar schande hebben gezien;ccccccccccccccccc
peccatum peccavit ierusalem, propterea instabilis facta est: omnes qui glorificabant eam spreverunt illam, quia viderunt ignominiam eius: ipsa autem gemens conversa est retrorsum: