You searched for: rivogliono (Italienska - Holländska)

ti rivogliono.
wie?

loro mi rivogliono.
ze krijgen me niet terug.

- e la rivogliono.
- ze willen het terug.

e ora lo rivogliono.
nu willen ze haar terug.

come mai ti rivogliono?
waarom willen ze je terug? - weet ik niet.

- la rivogliono indietro.
- ze willen haar terug..

forse non ti rivogliono.
misschien willen ze je niet terug.

i tuoi genitori ti rivogliono.
je ouders willen je terug.

e se li rivogliono indietro?
wat, als ze het terug willen?

- cosa vuol dire che la rivogliono?
wat bedoelt u, ze willen haar terughebben?

i federali vi rivogliono indietro.
de federales willen je terug.

non la rivogliono indietro, ancora.
ze zijn nog niet terug.

- e ti rivogliono al tuo posto.
het geeft niet. - en ze willen je weer terug.

lo rivogliono tra un'ora, quindi...
zij willen het terug binnen het uur, dus...

anche altri clienti la rivogliono.
andere klanten vroegen ook naar haar.

- lo rivogliono indietro, non e' vero?
ze willen alles terug of niet?

- perche' mi rivogliono cosi' tanto?
waarom willen ze me zo graag terug?

andiamo. i genitori rivogliono il bambino.
- de ouders komen het kind ophalen.

e se ti rivogliono indietro, gli costera'.
als ze je terug willen, moeten ze over de brug komen.

mi rivogliono per il tempo della nostra vita.
ik mag terug naar days of our lives.