Usted buscó: lelie (Neerlandés - Español)

lelie
lirio

lelie, bos-
trillium

witte lelie
azucena blanca

lelie-achtigen
asparagáceas

lelie, water-
nenufar

--„maar ik zie een lelie.”
pero exclamó felton es una flor de lis lo que ahí veo.

--„maar die lelie op den schouder?”
¿y esa flor de lis en el hombro?

laelia jongheana (i) jonghes lelie
laelia jongheana (i)

--„en wie heeft die lelie gezien?” vroeg aramis.
¿y quién ha visto esa flor de lis? preguntó aramis.

--„een lelie,”[9] hernam athos, „zij was gebrandmerkt!”
una for de lis dijo athos .

lilium candidum extract is een extract van de bollen van de witte lelie, lilium candidum, liliaceae
extracto de bulbo de lilium candidum, liliaceae

--„de lelie is klein, rosachtig en bijna uitgewischt door lagen van blanketsel, waarmede zij die dekt?”
¿la flor de lis es pequeña, de color rojizo y como borrada por las capas de crema que le aplica.

--„mooi, schoone dame! mooi!” zeide hij, „maar bij god! bedaar, of ik teeken een tweede lelie op den anderen schouder.”
¡bien, hermosa dama, bien! decía . pero, por dios, calmaos, u os dibujo una segunda flor de lis en el otro hombro.